IJzerhut

Schema van een hoogoven. De blauwe pijl geeft aan waar de lucht door de blaaspijp toegevoerd wordt.

Een ijzerhut is een houtskoolhoogoven (ook wel hoogen oven genoemd), waarmee ijzeroer gesmolten werd. Het gewassen ijzeroer werd gemengd met ongeveer 10% kalksteen en om en om met houtskool in de oven gestort. De oven in Nederland was 6 tot 7 el hoog en had een 3 tot 4 el breed vierkant oppervlak. De kroes en het gestel bestond uit Bentheimer zandsteen van binnen bekleed met baksteen. De luchtpomp bestond uit twee vierkante houten bakken. De onderkant van de bak stond in een bak met water en de bovenkant had een zich naar binnen opengaande klep. Om de beurt werden de bakken in het water gedompeld en bij het opheffen werd de door de kleppen ingelaten lucht door twee leren buizen naar de blaaspijp gevoerd. De houten bakken waren vermoedelijk 1,5 x 1,5 x 1,5 meter groot. De luchtpomp werd aangedreven door de ijzermolen zijnde een watermolen. Rond 1890 werd gestopt met deze hoogovens en overgestapt naar koepelovens.[1]

In de omgeving van het bedrijf werd een beek opgestuwd om meer verval te krijgen voor de watermolen, de ijzermolen, waarmee luchtpompen werden aangedreven. Vaak was er nog een tweede watermolen voor het aandrijven van de draaierij. In Duitsland waren dergelijke ovens er al eerder. De oudste in Nederland was de Rekhemse ijzermolen bij Gaanderen. Deze werd in 1689 naar Duits voorbeeld gesticht door Josias Olmius en in 1794 verplaatst naar Laag Keppel aan de Oude IJssel.[2] Andere productieve oerijzergieterijen in Oost-Nederland waren gevestigd te Ulft (aan de Oude Meulenbeek, 1754), Deventer (aan de Schipbeek, 1756) en Terborg (N.V. IJzergieterij en emailleerfabrieken Vulcaansoord, Akkermansbeek, 1821-1890). Die in Deventer was de grootste.

In Duitsland, vlak over de grens, stonden 'ijzerhutten', in Bocholt en Isselburg. Er zijn wel meer ijzermolens geweest, onder meer in Doetinchem en Zwolle, maar die waren niet echt productief en werden snel weer gesloten. In de literatuur is sprake van nog enkele andere ijzergieterijen, maar volgens onderzoeker Dekker waren dat slechts vestigingsplannen.[3]

Wat het delven van ijzeroer betreft kennen hele gebieden in Nederland, tot en met in Noord-Brabant en de Eemvallei, een lokale geschiedenis van boeren die 's winters complete weilanden uitgroeven en hun oer - meest op platbodemvaartuigen - over beken en rivieren naar de ijzergieterijen brachten.

  1. G.A.J.M. van Ditzhuijzen. IJzermolens in de Achterhoek, Molinologie, Tijdschrift voor molenstudie, Nr. 6 1996, blz. 6 t/m 15
  2. Website Nederlands IJzermuseum bezocht 17-10-2013
  3. A. Dekker: De Oostnederlandse Hoogovens (overdruk uit 'metalen', jaargang VIII 1953, nummers 19 t/m 24)

From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Tubidy