De aartskanselier (Duits: Erzkanzler, Latijn: Archicancellarius) was vanaf de 8e eeuw het hoofd van de kanselarij van de Karolingische en later de Duitse koningen en keizers. Het ambt werd sinds de 10e eeuw vervuld door de aartsbisschoppen van Mainz en bleef tot 1806 de titel van de belangrijkste keurvorst van het Heilige Roomse Rijk.