Abnoba is in de Keltische mythologie een godin, die vooral in het Zwarte Woud en omgeving werd vereerd. Ze werd wel als een woud- of riviergodin beschouwd en is bekend van een negental epigrafische inscripties.
Op een altaar bij de Romeinse baden in Badenweiler, en een ander in Mühlenbach (Zwarte Woud) wordt zij, geheel volgens de Interpretatio Romana, gelijkgesteld aan Diana, (Romeinse godin van de jacht).[1]
Volgens geschiedschrijver Tacitus, in zijn Germania, was Abnoba ook de naam van een berg, waar op een grashelling de bron van de Donau ontspringt. Ptolemaeus' Geografie (2.10) vermeldt de berg eveneens als bron van de Donau. De omgeving daar heet volgens Ptolemeaus de Abnobaia ora (nominatief niet door hem gebruikt), gelatiniseerd tot Abnobaei montes.
Plinius de Oudere geeft ook enkele verklaringen nopens Abnoba (Naturalis Historia, 4.79). Hij zegt daar dat zij ontspringt tegenover de stad Rauricum in Gallië en van daar voorbij de Alpen stroomt (wat inhoudt dat de rivier haar oorsprong in de Alpen zou hebben, hetgeen echter niet klopt). Als Rauricum overeenkomt met de Romeinse vestiging Augusta Raurica (hedendaagse Augst in het Zwitsers canton Basel-Landschaft), dan verwart Plinius blijkbaar de Rijn en zijn bijrivieren met de Donau.
De Donau ontstaat als twee kleine stroompjes die uit het Zwarte Woud komen: de Breg en de Brigach, allebei Keltische namen. De langste komt het best in aanmerking: de Breg (waarmee eveneens een Keltische godin wordt aangeduid). De Abnobaei montes zouden in dat geval de Baarheuvels aan de voet van de Schwabische Alpen nabij Furtwangen im Schwarzwald zijn.