Een afvalhoop (Engels: midden, Deens: køkkenmødding) is in de archeologie de benaming voor een oude stortplaats voor huishoudelijk afval. Dit kan bestaan uit dierlijke beenderen, menselijke uitwerpselen, botanisch materiaal, weekdierschalen, potscherven, stenen werktuigen (met name afslagen) en andere artefacten en ecofacten geassocieerd met vroegere menselijke bewoning. De Deense term køkkenmøddinger (meervoud) werd voor het eerst gebruikt door Japetus Steenstrup om schelpenhopen te beschrijven.
Afvalhopen met vochtige, anaerobe omstandigheden kunnen zelfs organische overblijfselen bevatten. Omdat het afval van het dagelijks leven op de stapel werd gegooid, bieden ze een nuttige hulpbron voor archeologen die de diëten en gewoonten van eerdere samenlevingen willen bestuderen. Elk individuele storting zal een andere samenstelling van materialen bijdragen, afhankelijk van de activiteit gekoppeld aan die specifieke storting. Gedurende de opbouw van de hoop werd ook sedimentair materiaal gedeponeerd. Verschillende mechanismen, van wind en water tot graafactiviteiten van dieren, creëren een matrix die kan worden geanalyseerd om seizoensgebonden en klimatologische informatie te verschaffen. In sommige afvalhopen kunnen individuele stortplaatsen van materiaal worden onderscheiden en geanalyseerd.
Sommige afvalhopen waren rechtstreeks geassocieerd met nederzettingen, als een aangewezen stortplaats. In andere afvalhopen stond het materiaal rechtstreeks in verband met een specifiek huis in het dorp, waarbij elk huishouden zijn afval direct buiten het huis stortte. In alle gevallen zijn afvalhopen extreem complex en zeer moeilijk om volledig en precies uit te graven. Het feit dat ze een gedetailleerd archief bevatten van welk voedsel werd gegeten of verwerkt en veel fragmenten van stenen gereedschappen en huishoudelijke goederen maakt hen tot onschatbare objecten van archeologische studie.