Alexander Freiherr (sinds 1879 Graf) von Schleinitz (Blankenburg (Harz), 29 december 1807 - Berlijn, 19 februari 1885) was een Pruisisch politicus.
Hij studeerde te Göttingen, was sinds 1835 attaché in Kopenhagen en Sint-Petersburg en werkte sinds 1841 bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar hij gedurende de Maartrevolutie van 1848 enkele dagen minister was in de liberale regering van Ludolf Camphausen. Hij vertegenwoordigde vervolgens Pruisen in Hannover en onderhandelde in mei 1849 met Denemarken over de Sleeswijk-Holsteinse kwestie. In juli 1849 werd hij wederom minister van Buitenlandse Zaken, ditmaal in de regering-Brandenburg, maar hij trad in 1850 vanwege zijn liberaal-nationalistische gezindheid opnieuw af.
Hij woonde sindsdien te Koblenz en stond in nauw contact met prins Wilhelm, die hem, in 1858 prins-regent geworden, wederom aan het hoofd van Buitenlandse Zaken stelde. Met Wilhelm zocht hij, in grote tegenstelling tot Otto von Bismarck, toenadering tot Oostenrijk. Vervolgens was hij tot zijn dood minister van het Koninklijk Huis. De salon van zijn vrouw Marie (1842-1912) was een verzamelplaats van Bismarck-tegenstanders. Naar aanleiding van de gouden bruiloft van het keizerspaar Wilhelm en Augusta werd Schleinitz in 1879 in de gravenstand verheven. Hij stierf in 1885.
Voorganger: Heinrich Alexander von Arnim |
Minister van Buitenlandse Zaken van Pruisen Regering-Camphausen 1848 |
Opvolger: Rudolf von Auerswald |
Voorganger: Friedrich Wilhelm von Brandenburg (a.i.) |
Minister van Buitenlandse Zaken van Pruisen Regering-Brandenburg 1849-1850 |
Opvolger: Joseph von Radowitz |
Voorganger: Otto Theodor von Manteuffel |
Minister van Buitenlandse Zaken van Pruisen 1858-1861 |
Opvolger: Albrecht von Bernstorff |
Voorganger: Ludwig von Massow |
Minister van het Koninklijk Huis van Pruisen 1861-1885 |
Opvolger: Otto zu Stolberg-Wernigerode |