Een alleenstaande of alleengaande is iemand die geen partner heeft, alleen woont en in het eigen dagelijks onderhoud voorziet. Dit kan iemand zijn die vrijgezel/vrijgezellin is (niet gehuwd), maar ook iemand die eerder gehuwd was maar nu weduwe/weduwnaar of gescheiden is. Het begrip single wordt vooral gebruikt voor iemand die geen partner heeft, onafhankelijk van de leefsituatie.
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is een alleenstaande iemand die alléén zichzelf particulier, dat wil zeggen niet-bedrijfsmatig, voorziet van huisvesting en in dagelijkse levensbehoeften. Een alleenstaande voert geen gezamenlijke huishouding maar vormt een eenpersoonshuishouden. Alleenstaanden hoeven niet per se ongehuwd te zijn; zo kunnen gehuwden na het stuklopen van hun relatie alleen wonen, al of niet in afwachting van een scheiding.[1]
Iemand zonder partner maar met een of meer kinderen in huis wordt door het CBS ouder in eenouderhuishouden genoemd, maar wordt ook wel alleenstaande ouder genoemd, waarbij het begrip alleenstaand dus ruimer is.
Bij eenpersoonshuishouden of alleenwonenden kan er wel sprake zijn van een relatie. In 2010 had een kwart van de alleenwonenden een relatie. Met name alleenwonende jongeren hebben vaak wel een relatie; van de vrouwen en mannen tussen de 18 en 24 jaar had in 2010 tussen de 40 en 50% een vaste relatie.[2]
In Vlaanderen worden de begrippen "alleenstaand" en "single" door de media in een andere betekenis gebruikt. Alleenstaanden zijn allen die ongehuwd zijn en bovendien niet met een partner samenwonen. Of ze vrijgezel of gescheiden zijn is niet belangrijk. Een niet gehuwd persoon die samenwoont met een familielid is ook een alleenstaande.