De bloembekleedselen (periant of perianthium) van een bloem worden samen gevormd door de kelk- (calyx) en kroonbladen (corolla), waarbij er een duidelijk onderscheid is tussen kelk- en kroonbladen. Het zijn de steriele delen van de bloem. Ze staan ingeplant op de bloembodem. Zijn de kelk en kroon niet in kleur en bouw van elkaar te onderscheiden, dan wordt het een bloemdek genoemd.
Jung gebruikte de term periant in 1678 alleen voor de kelk, evenals Ray in 1682 en Linnaeus in 1751. Mirbel gebruikte de term in 1815 in de huidige betekenis.
De bloembekleedselen beschermen de fertiele delen van de bloem in het knopstadium. Ook kunnen ze tijdens de bloei bestuivers voor de bestuiving aantrekken. Ook bloemen zonder bloembekleedselen komen voor, bijvoorbeeld bij zegges.