Een broek is een laaggelegen gebied dat blijvend nat is. Dit kan komen door kwel (opwellend grondwater) of door een rivier of beek die regelmatig overstroomt en in sommige winters het land langere tijd overspoelt.
Qua schaalgrootte en landschap kan een broek variëren van een moerassig stuk veengrond tot uitgestrekte uiterwaarden (kleigrond). Veel broeklanden zijn ongeschikt voor agrarische doeleinden omdat ze te nat zijn, maar sommige kunnen worden begraasd in de drogere perioden.
Een sterk begroeid stuk broekland wordt broekbos genoemd. Wordt dit geëxploiteerd, dan kan een griend ontstaan. Er kunnen bijvoorbeeld wilgentenen of rietbossen gesneden worden, maar mechanisatie is nauwelijks mogelijk omdat machines wegzinken in de drassige bodem.
Een bekend en uitgestrekt broek was het Bossche Broek, dat 's-Hertogenbosch beschermde tegen vijandelijke legers, zodat de stad de Moerasdraak genoemd werd. Pas nadat Frederik Hendrik grote waterwerken had laten uitvoeren slaagde zijn beleg van 1629.