Het carter is het deel van een verbrandingsmotor waar de krukas in gelagerd is en in ronddraait. Het bovencarter wordt in de regel afgesloten met een carterdeksel of carterpan, ook wel ondercarter of oliepan genoemd. In de carterpan zit een aftapplug voor het aftappen van de olie. De carterpan zorgt tevens voor afkoeling van de olie.
In het carter verzamelen zich ook verbrandingsgassen die langs de zuigers geperst worden en gassen die uit de olie verdampen. Hierdoor kan carterdruk ontstaan, vooral bij oudere motoren. Om milieuredenen mogen deze gassen niet naar de atmosfeer ontsnappen. Een verbrandingsmotor heeft daarom een carterventilatiesysteem waarbij door de onderdruk in het inlaatspruitstuk via het luchtfilter schone lucht wordt aangezogen welke door het carter circuleert en de carterdampen afvoert naar de verbrandingskamer in de cilinders waar het met het lucht/brandstofmengsel wordt verbrand. Bij gebrekkig functioneren van het carterventilatiesysteem kan black sludge ontstaan in de motor.
Tweetaktmotoren hebben geen carter met smeerolie. De smering gebeurt hier door de aan de benzine toegevoegde olie. Het carter wordt hier gebruikt voor het samenpersen van het benzine/luchtmengsel. De spoelpoorten vormen de verbinding met het carter en de cilinder.