Celbiologie |
---|
De dierlijke cel |
Componenten van een dierlijke cel: |
Portaal Biologie |
De celkern of nucleus is het door een membraan omsloten deel van een cel waarin het genetisch materiaal (DNA) is opgeslagen. Alle levende wezens waarvan de cellen een kern bevatten, worden ingedeeld bij de eukaryoten: dit zijn de planten, dieren, schimmels en de eencellige protisten.[a]
In de celkern is vrijwel al het DNA van het organisme opgeslagen.[b] Het DNA regelt de productie van eiwitten, die maken dat het hele organisme kan functioneren: alle erfelijke eigenschappen worden aangestuurd door informatie uit de celkern. Hierdoor wordt de celkern ook wel gezien als het 'controlecentrum' van de cel. Stoornissen in de organisatie van de celkern liggen ten grondslag aan diverse aandoeningen, reden waarom de celkern ook vanuit medisch oogpunt veel is onderzocht.[1]
De inhoud van de celkern, het kernplasma, wordt omsloten door een dubbel kernmembraan. Om transport van kleine moleculen mogelijk te maken bevat het verder ondoordringbare kernmembraan vele kernporiën. Grotere moleculen, zoals eiwitten en RNA-transcripten, worden actief met behulp van dragereiwitten door de poriën getransporteerd. Bij dierlijke cellen wordt de celkern verstevigd door een netwerk van filamenten, de kernlamina.
Hoewel de celkern in het verleden vaak gezien werd als een eenvoudig lichaampje, heeft de inhoud van de celkern een uiterst georganiseerde architectuur. Onder een elektronenmicroscoop zijn afzonderlijke gebieden van eiwitten, RNA-moleculen en delen van de chromosomen te onderscheiden in een welbepaalde samenhang.[2]
Citefout: Er bestaat een label <ref>
voor de groep "kleine-letter", maar er is geen bijbehorend label <references group="kleine-letter"/>
aangetroffen