Het Charter van Keulen was een oorkonde, geschreven in maçonniek kwadraatschrift en Latijn, die moest bewijzen dat de vrijmetselarij al in de 16e eeuw bloeide binnen Europa. Het document kwam in 1818 in handen van prins Frederik der Nederlanden, op dat moment zowel Grootmeester Nationaal van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden als van de Orde van Vrijmetselaren onder het Hoofdkapittel der Hoge Graden. Het inspireerde hem om in 1819 een nieuwe obediëntie op te richten in de Nederlanden, de Afdeelingen van de Meestergraad. Zijn omgeving en hijzelf hoopten hiermee de invloed van de - meer christelijk georiënteerde - obediëntie van de Orde van Vrijmetselaren onder het Hoofdkapittel der Hoge Graden in te perken, in de verwachting dat veel vrijmetselaars naar de nieuwe obediëntie zouden overstappen. Het document bleek echter een vervalsing te zijn, en tot op de dag van vandaag (anno 2024) bestaan beide obediënties naast elkaar.