Wànlǐ Chángchéng 万里长城 (lange muur van tienduizend li)
De Chinese Muur of Grote Muur is een uit aarde en stenen opgetrokken verdedigingslinie in het noorden van China. De ruim 21.000 kilometer[1] lange muur, die in het Chinees lange muur van 10.000 li heet, moest het Chinees Keizerrijk beschermen tegen vijandelijke nomadische ruitervolkeren. Het complex strekt zich uit van Shanhaiguan, een stadswijk van Qinhuangdao aan de Golf van Bohai, tot de Jiayupas, nabij de stad Jiayuguan in de provincie Gansu. De gehele verdedigingslinie, inclusief verdedigingsgroeven van 359 kilometer en 2.232 kilometer aan natuurlijke grenzen (rivieren, heuvels en bergen), heeft een lengte van 21.196 kilometer.[2]
De huidige Grote Muur is grotendeels tot stand gekomen ten tijde van de Ming-dynastie (1368-1644), maar verdedigingsmuren hebben een lange historie in China. Al in de Periode van Lente en Herfst (722 v.Chr. - 481 v.Chr.) werden deze gebouwd door de talrijke staten uit die tijd. De eerste keizer van de Qin-dynastie, Qin Shi Huangdi, die China na een periode van oorlogen in 221 v.Chr. onder zijn heerschappij verenigde, versterkte bestaande muren en voegde deze samen tot een uitgestrekte verdedigingsbarrière aan de noordgrens van zijn rijk. In deze periode werden ook de karakteristieke wachttorens gebouwd van waaruit soldaten konden zien of er vijandige legers naderden. Met rooksignalen konden de wachttorens met elkaar communiceren. Ook werd het aardewerk waaruit de muur bestond, vervangen door steen. De muur is niet volledig ondoordringbaar want er bestaan tientallen poorten die gebruikt werden voor de handel met (vijandige) steppenvolken.