De ciborie is in de katholieke liturgie de kelk waarin de geconsacreerde hosties worden bewaard. In tegenstelling tot de miskelk heeft de ciborie een deksel, waarop doorgaans een rechtopstaand kruisje is bevestigd. Als de ciborie het Allerheiligste bevat hangt men er een ciborievelum overheen en bewaart men haar in het tabernakel. De binnenkant van de kelk ("cuppa") is bijna altijd verguld. Tot het Tweede Vaticaans Concilie was dit verplicht, tegenwoordig gebruikelijk. Daarnaast mocht tot het concilie enkel de geestelijke het liturgische vaatwerk aanraken, met gewijde handen. Daarom moest een koster witte handschoenen dragen om de miskelk, de pateen en de ciborie klaar te zetten of op te ruimen.