British Rail Class 55 | ||||
---|---|---|---|---|
55 022 Royal Scots Grey bij doorkomst in Carlton-on-Trent in 2010 met een chartertrein van Oxford
naar Preston
| ||||
Aantal | 22 | |||
Nummering | 55 001-55 022 | |||
Fabrikant | English Electric | |||
Bouwjaar | 1961-1981 | |||
Asindeling | Co'Co' | |||
Spoorwijdte | 1435 mm | |||
Massa | 99 ton | |||
Lengte over buffers | 21,18 m | |||
Breedte | 2,68 m | |||
Hoogte | 3,91 m | |||
Maximumsnelheid | 161 km/h | |||
Aandrijving | Dieselelektrisch | |||
Vermogen | 2460 kW | |||
Trekkracht | 222 kN | |||
Tractiemotoren | Deltic | |||
Motorfabrikant | Napier & Son | |||
Inhoud brandstoftank | 4100 liter | |||
|
Class 55 van British Rail is een zesassige diesellocomotief die in 1961 en 1962 geproduceerd is door English Electric. Ze zijn ontworpen voor de expresdiensten op de East Coast Main Line tussen King's Cross in Londen en Edinburgh Waverly. De naam "Deltic" danken ze aan het prototype uit 1955, British Railways DP1 DELTIC (Het loknummer DP1 is nooit aangebracht), dat op haar beurt was genoemd naar de toegepaste Napier Deltic motor. De 22 exemplaren domineerden de expresdienst op de East Coast Main Line (ECML), met name op de verbindingen London – Leeds en London – Edinburgh tot ze in 1978 werden afgelost door de Intercity 125 'High Speed Train'. Tussen 1978 en 1981 werden ze geleidelijk naar minder belangrijke diensten verplaatst zoals sneltreinen en kranten-pakket-slaaptrein diensten langs de ECML met bestemmingen als Cambridge, Cleethorpes, Harrogate, Hull, Scarborough en Aberdeen. Daarnaast werd af en toe een dienst op andere trajecten verzorgd zoals de sneltrein York - Liverpool Lime Street en de stoptrein Edinburgh - Carlisle via Newcastle. Vanaf januari 1980 werden de locomotieven uitgerangeerd en in december 1981 waren ze allemaal uit de normale dienst verdwenen. Drie locomotieven maakten op 2 januari 1982 een afscheidsrit en werden meteen na aankomst in York uitgerangeerd. Zes locomotieven werden in 1982 en 1983 als historisch materieel overgedragen, één aan het National Railway Museum, twee aan de Deltic Preservation Society, twee aan het Deltic 9000 Fund en één aan een particulier, daarnaast werden ook twee cabines aan particulieren verkocht.