Dit artikel is een deel van de serie over: de dialogen van Plato |
Vroege periode: |
Apologie van Socrates · Charmides |
Protagoras · Euthyphro |
Ion · Crito · Alcibiades I |
Hippias Major · Hippias Minor |
Laches · Lysis · Euthydemus |
Middenperiode: |
Cratylus · Gorgias |
Menexenus · Meno |
Phaedo · Symposium |
Staat · Phaedrus |
Late periode: |
Parmenides · Theaetetus |
Timaeus · Critias |
Sofist · Staatsman |
Philebus · Wetten |
Betwiste geschriften: |
Clitophon · Epinomis |
Brieven · Hipparchus |
Minos · Theages |
Alcibiades II · Minnaars |
Niet geschreven: |
Hermocrates · Ongeschreven leer |
De Cratylus (Oudgrieks: Κρατύλος) is een dialoog van Plato. Het onderwerp betreft de vraag of de taal zich van willekeurige of van natuurlijke tekens bedient; in het laatste geval zou het gaan om een intrinsieke relatie tussen de taal en het betekende. Een groot deel van de dialoog wordt gebruikt voor een etymologische analyse. Over de datering van de Cratylus bestaat geen eenstemmigheid.