Dit artikel is een deel van de serie over: de dialogen van Plato |
Vroege periode: |
Apologie van Socrates · Charmides |
Protagoras · Euthyphro |
Ion · Crito · Alcibiades I |
Hippias Major · Hippias Minor |
Laches · Lysis · Euthydemus |
Middenperiode: |
Cratylus · Gorgias |
Menexenus · Meno |
Phaedo · Symposium |
Staat · Phaedrus |
Late periode: |
Parmenides · Theaetetus |
Timaeus · Critias |
Sofist · Staatsman |
Philebus · Wetten |
Betwiste geschriften: |
Clitophon · Epinomis |
Brieven · Hipparchus |
Minos · Theages |
Alcibiades II · Minnaars |
Niet geschreven: |
Hermocrates · Ongeschreven leer |
Crito (Oudgrieks: Κρίτων) is een korte maar belangrijke dialoog van Plato, geschreven in de periode 399 - 385 v.Chr. De gebeurtenissen spelen zich af in de cel waar Socrates zijn executie afwacht. Het thema dat Socrates met zijn rijke vriend Crito bespreekt is rechtvaardigheid, onrechtvaardigheid en hoe hiermee om te gaan. Socrates is van oordeel dat, wanneer iemand je onrechtvaardig behandelt, het niet juist is om die persoon op jouw beurt ook onrechtvaardig te behandelen. Daarnaast is deze dialoog te beschouwen als een van de eerste uiteenzettingen over de theorie van het sociaal contract dat een individu afsluit met zijn regering.[1]
De setting van de dialoog is de cel waar Socrates na zijn veroordeling zijn nakende terechtstelling afwacht. Nog voor de dageraad aanbreekt, bezoekt zijn vriend Crito hem. Deze heeft het zo gearrangeerd dat Socrates ongemerkt uit zijn cel kan ontsnappen. Zo zou Socrates veilig in verbanning kunnen gaan en zijn executie ontlopen.