Crossing-over of (minder gebruikelijk) overkruising is in de genetica het verschijnsel tijdens de meiose waarbij twee homologe chromosomen stukken DNA uitwisselen. Het verschijnsel werd voor het eerst beschreven in 1909 door Frans Alfons Janssens van de Katholieke Universiteit Leuven, die het 'chiasmatypie' noemde.
Crossing-over doet zich voor tijdens de eerste meiose in de profase tijdens de paring van de homologe chromosomen, waarbij chiasmata ontstaan. Deze leiden tot de recombinatie van erfelijk materiaal. De chiasmata ontstaan door breuken in de chromatiden. Het optreden van deze breuken berust niet op toeval, maar is een essentieel onderdeel in het proces. Bij een meiose treden ongeveer 1000 maal zoveel breuken op als bij een mitose, vermoedelijk dankzij de werking van een speciaal enzym, dat de breuken doet ontstaan. De breuken worden vervolgens gerepareerd. Indien de breuken op gelijke hoogte in de gepaarde homologe chromosomen optreden, geschiedt dit soms zodanig dat stukken chromatiden van de homologe chromosomen met elkaar verbonden worden en dus worden omgewisseld.
Er zijn verschillende soorten crossing-over:
Zonder crossing-over:
A B C
a b c
Enkelvoudige crossing-over:
2 chromosomen draaien 1 keer om elkaar heen. je krijgt:
A b c
a B C
Dit verschijnsel kan overal in het chromosoom plaatsvinden, dus kun je bijvoorbeeld ook krijgen:
A B c
a b C
Meervoudige crossing-over:
Dit is als chromosomen meer dan 1 keer om elkaar heen draaien:
A b C
a B c
Noot: de weergeven stukjes chromosoom zijn maar een klein gedeelte van het geheel.
Bij crossing-over kunnen er fouten optreden die leiden tot wijzigingen in het DNA, de zogenoemde copynumbervariaties.