Celbiologie |
---|
De dierlijke cel |
Componenten van een dierlijke cel: |
Portaal Biologie |
Het cytoplasma is de volledige inhoud van een cel, met uitzondering van de celkern. Het cytoplasma bestaat uit het cytosol (de grondvloeistof), de organellen en alle andere inwendige celcomponenten zoals eiwitten. Het cytoplasma wordt begrensd door een membraan, dat ervoor zorgt dat de levende celinhoud niet naar buiten stroomt. Het cytoplasma bestaat voor ongeveer 80% uit water en is rijk aan eiwitten, koolhydraten, ionen en nucleïnezuren.
Het belangrijkste bestanddeel van het cytoplasma is het cytosol: de waterige grondvloeistof waarin alle cellulaire structuren zijn ingebed. De termen cytosol en cytoplasma worden vaak synoniem gebruikt, maar zijn strikt genomen verschillend. Het cytoplasma omvat bij eukaryoten namelijk ook de organellen, zoals het mitochondrion of de ribosomen.
In het cytoplasma vinden veel verschillende cellulaire processen plaats. Voorbeelden zijn stofwisselingsroutes, zoals de glycolyse, maar ook mechanische processen zoals opbouw van het cytoskelet. Het cytoskelet is een dynamisch netwerk van vezelige eiwitten die de cel stevigheid en beweeglijkheid geeft.
De term cytoplasma werd in 1863 geïntroduceerd door de Duitse anatoom Albert von Kölliker als synoniem voor protoplasma. Pas in 1882 werd de betekenis veranderd op voorstel van Eduard Strasburger.[1] Sindsdien verwijst de term naar het vocht van een cel, exclusief de celkern. In bepaalde gevallen worden ook andere organellen weggelaten, zoals de vacuole of plastiden.