De sage van de twaalf asega's (ook wel dertien asega's) is een Oudfriese tekst die het ontstaan van de rechtsorde behandelt. De vertelling, wek wel sage van de rechtsvinding genoemd, volgt op het verhaal over een tweegevecht tussen de koningen Karel de Grote en Radboud (Fan dae koningen Kaerle ende Redbad), waarin de Friese vorst zich gewonnen moet geven.[1] Zijn onderdanen betonen hun trouw aan Karel de Grote, maar aarzelen hun traditionele wetten te laten vastleggen.
De sage is alleen overgeleverd in vijftiende- en zestiende-eeuwse handschriften, maar heeft oudere wortels. De oudste varianten worden vermeld in een afschrift van het Ommelander Landrecht van 1448, in het Jus Municipale, de Gesta Fresonum en Thet Freske riim (rond 1500). Er is ook een versie uit Sijbekarspel in West-Friesland uit 1662 bewaard gebleven.
Het verhaal knoopt mogelijk aan bij de overlevering dat Karel de Grote - volgens zijn biograaf Einhard - de wetten van al zijn onderdanen liet optekenen.[2] De middeleeuwers waren dol op Karel de Grote, die als grondlegger van de Friese vrijheid werd gezien en verbonden hem met allerlei verhalen.