Draailier | ||||
---|---|---|---|---|
Hongaarse draailier
(tekerőlant) | ||||
Classificatie | ||||
Sachs-Hornbostel: 312.322-72 | ||||
Gerelateerde instrumenten | ||||
nyckelharpa, doedelzak | ||||
Meer artikelen | ||||
bourdon, resonantiesnaar, klankkast, tangent | ||||
|
Een draailier (een vroegere versie ervan wordt ook wel organistrum genoemd) is een soort gemechaniseerde viool. De strijkstok is hierbij vervangen door een wiel dat door middel van een zwengel wordt rondgedraaid en dat met hars stroef gemaakt wordt. De snaren drukken hier tegenaan. De melodiesnaar/snaren (chanterelle(s)) worden met tangenten verkort wanneer de corresponderende toets wordt ingedrukt. De bourdonsnaar/snaren zijn continu te horen maar kunnen per snaar ook in- en uitgeschakeld worden. De aanwezigheid van bourdon- en melodiesnaren maakt dat een draailier veelal dezelfde eigenaardigheden deelt met een heel ander instrument: de doedelzak.
Een karakteristieke eigenschap van een draailier is de ritmische begeleiding die ontstaat door bij het draaien aan het wiel vanuit de pols ritmische versnellingen aan te brengen. Op de draailier doet dit de trompetkam in trilling komen wat een ritmisch snerpend geluid geeft.
Draailieren komen vooral voor in Frankrijk (vielle à roue) en Hongarije (tekerő). De Hongaarse draailier is soms eenvoudiger van constructie. De draailier wordt nog veel gebruikt in Keltische muziekstijlen. Onder andere de folkmetalbands Eluveitie en Ithilien en pagan folkband Omnia maakt gebruik van de draailier.
Franz Schubert schreef het lied "Der Leiermann" (in de cyclus "Winterreise"), waarin het geluid van de draailier op de piano wordt nagebootst.
De draailier is verwant aan het Zweedse instrument nyckelharpa.