Een droom is een opeenvolging van beelden, gedachten, emoties en gevoelens die zich gewoonlijk onvrijwillig in de geest voordoen gedurende bepaalde fasen van de slaap.[1] Wat dromen precies zijn en waar dromen voor dienen is nog grotendeels onbekend, ondanks dat ze al eeuwen onderwerp zijn geweest van wetenschappelijke, filosofische en religieuze reflectie. De wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen en interpreteren van dromen heet oneirologie.[2]
Dromen komen hoofdzakelijk voor tijdens de remslaap (rapid-eye-movement): een slaapstadium waarin de hersenen een grote activiteit vertonen, vergelijkbaar met hersenactiviteit van overdag. Sommige dromen kunnen ook voorkomen tijdens andere stadia van de slaap, maar deze dromen zijn vaak minder levendig en raken snel uit de herinnering.[3] De duur van een droom kan enorm variëren; sommige duren een aantal seconden, anderen wel 20-30 minuten.[3] Gemiddeld droomt men drie tot vijf keer per nacht, maar dit kan ook meer zijn;[4] de meeste dromen worden vrijwel onmiddellijk vergeten.[5] Dromen waarin ervaringen van de voorgaande dag een rol spelen zijn in verband gebracht met thèta-activiteit, wat suggereert dat er verwerking van het emotioneel geheugen plaatsvindt in de remslaap.[6]
Sigmund Freud, de grondlegger van de psychoanalyse, formuleerde begin 1900 uitgebreide droomtheorieën en probeerde de betekenissen achter dromen te verklaren.[7] Hij zag dromen als manifestaties van iemands diepste verlangens en angsten, vaak met betrekking tot verdrongen jeugdherinneringen, obsessies en seksualiteit.[8] In De droomduiding (1899) ontwikkelde Freud een techniek om dromen psychologisch te interpreteren. Ook later in de twintigste eeuw werden dromen gezien als een verbinding met het onderbewustzijn. De gebeurtenissen in dromen zijn over het algemeen buiten de controle van degene die de droom ervaart, met uitzondering van lucide dromen, waarbij de dromer zelfbewust is.[9]