Dryosaurus Status: Uitgestorven, als fossiel bekend | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Dryosaurus altus | |||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||||
Dryosaurus Marsh, 1894 | |||||||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||||||
Laosaurus altus | |||||||||||||||||
Soorten | |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||
Dryosaurus op Wikispecies | |||||||||||||||||
|
Dryosaurus[1][2] is een geslacht van uitgestorven plantenetende dinosauriërs, behorend tot de Euornithopoda, dat tijdens het Laat-Jura (Kimmeridgien-Tithonien, zo'n 150 miljoen jaar geleden) leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika.
De eerste fossielen van Dryosaurus werden gevonden in 1876 in Wyoming. In 1878 werden die ondergebracht bij het geslacht Laosaurus, als een Laosaurus altus. Het geslacht Dryosaurus kreeg in 1894 van de beroemde professor Othniel Charles Marsh zijn eigen naam, die zoiets als 'boomsauriër' betekent, toen die typesoort hernoemd werd tot Dryosaurus altus. Later werden nog vier soorten benoemd: Dryosaurus grandis uit Maryland in 1911, Dryosaurus canaliculatus uit Engeland in 1975, Dryosaurus lettowvorbecki uit Tanzania in 1977 en Dryosaurus elderae uit Utah in 2018. D. grandis bleek echter een heel andere dinosauriër te zijn, D. canaliculatus werd het eigen geslacht Valdosaurus en D. lettowvorbecki staat tegenwoordig weer bekend onder de oorspronkelijke naam Dysalotosaurus. Van Dryosaurus altus is een half dozijn vrij complete skeletten opgegraven, in Wyoming. D. elderae is gebaseerd op goede vondsten in Utah of Colorado. De wetenschappers kregen zo een goed beeld van de bouw van beide soorten die erg op elkaar lijken.
Dryosaurus werd drie à vier meter lang en had een heuphoogte van tegen een meter. Het gewicht van volwassen dieren lag tussen de honderd en tweehonderdvijftig kilogram. Hij had een kleine bolle kop met heel grote ogen die op een slanke nek stond. Zijn romp was stevig en werd in evenwicht gehouden door een nogal zware horizontale staart die de helft van de lichaamslengte uitmaakte. Dryosaurus was een tweevoeter die met zijn lange achterpoten hard kon wegrennen voor roofdieren als Allosaurus. Zijn voeten hadden misschien maar drie tenen. De voorpoten waren te kort om mee te lopen maar wellicht steunde het dier op de vijf korte vingers bij het eten van bodemplanten. Waarschijnlijk had het dier een vrij hoge stofwisseling en was het bedekt met een vacht van primitieve veren om warm te blijven.
Dryosaurus had vooraan geen tanden in zijn kop maar een hoornsnavel waarmee hij voedzame planten afbeet. Die werden verder vermalen door een dozijn grote tanden dat boven en onder in iedere kaakhelft stond. Het voedsel werd verder verwerkt door maagstenen en verteerd in een lang darmkanaal waarvoor de naar achteren gebogen onderste bekkenbeenderen een grote ruimte schiepen. Voor de jonge dieren was weinig nestzorg en ze groeiden relatief langzaam. Misschien dat Dryosaurus in grotere kudden leefde. Verwante soorten in de Dryosauridae, die grote delen van de toenmalige landmassa's bevolkten, bewijzen dat deze levenswijze erg succesvol was.