Het dualisme in de filosofie van de geest is een verzameling visies over de relatie tussen de menselijke geest en materie, die als uitgangspunt hebben dat de mentale verschijnselen, in bepaalde opzichten, immaterieel zijn.[1]
Ideeën over het lichaam-geest dualisme zijn al terug te vinden bij Plato en Aristoteles, en speculeren over het bestaan van een menselijke ziel, die voor intelligentie en wijsheid zorgt. Plato en Aristoteles hielden beiden om verschillende redenen vol, dat de menselijke intelligentie een deel was van de geest of ziel, die niet geïdentificeerd of verklaard kon worden in termen van het fysisch of lichamelijke.[2][3]
Een algemeen bekende versie van het dualisme is ontwikkeld door René Descartes in 1641, die stelde dat de geest een immateriële substantie is. Descartes was de eerste die een duidelijke link legde tussen de "geest" en bewustzijn en zelfbewustzijn en dit onderscheidde van de hersenen, waar volgens hem de intelligentie zetelt. Verder was hij de eerste die het Lichaam-geestprobleem formuleerde in de vorm waarin het vandaag de dag nog bestaat.[4] Dualisme contrasteert met verschillende vormen van het monisme, inclusief het fysicalisme en het fenomenalisme. Nu komt het dualisme in vele vormen. Substantiedualisme contrasteert bijvoorbeeld met alle vormen van materialisme, terwijl eigenschapsdualisme gezien kan worden als een vorm van emergent materialisme en zodoende alleen contrasteert met "niet-emergent materialisme".[5]
Dit artikel zal verder een overzicht geven van de vormen van dualisme en de argumenten voor en tegen deze stellingnames.