Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk is een veelgebruikte naam voor een periode in de geschiedenis van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (van 1588 tot 1795), waarin over de gewesten Holland, Zeeland en Utrecht (van 1650 tot 1672) en Gelre en Overijssel (van 1650 tot 1675) geen stadhouder werd benoemd. De gewesten Friesland, Stad en Lande en Drenthe hadden wel een stadhouder en hebben dus in deze tijd geen stadhouderloos tijdperk gekend. Andere grondgebieden die tegenwoordig tot Nederland horen, zoals Brabant en Limburg, kende eveneens een bestuurdersloze periode. De benaming werd door de historicus Hugenholz in 1962 het gevolg van "Hollandocentrisme" genoemd en als verouderd beschouwd.[1]