De elektrozwakke wisselwerking is een begrip uit de deeltjesfysica. Daarbij gaat het om de geünificeerde beschrijving van twee van de vier fundamentele natuurkrachten: elektromagnetisme en de zwakke kernkracht. Deze twee krachten lijken bij alledaagse lage energieën zeer verschillend, maar de theorie van de elektrozwakke wisselwerking beschrijft hen als twee verschillende aspecten van dezelfde kracht. Het is een onderdeel van het Standaardmodel.
Boven de unificatie-energie, in de orde van grootte van 102 GeV, smelten deze krachten samen in één elektrozwakke kracht. Bij een voldoende heet heelal (ongeveer 1015 K, een temperatuur waarvan wordt vermoed dat die kort na de oerknal werd bereikt), smelten de elektromagnetische kracht en de zwakke kernkracht dus samen tot een gecombineerde elektrozwakke kracht.
Voor de bijdragen aan de unificatie van de zwakke en de elektromagnetische wisselwerking tussen elementaire deeltjes ontvingen Abdus Salam, Sheldon Glashow en Steven Weinberg in 1979 de Nobelprijs voor de Natuurkunde.
Gerard 't Hooft en Martinus Veltman voorzagen de theorie van Salam, Glashow en Weinberg eind jaren zestig van een werkbaar wiskundig fundament, waarmee eigenschappen berekend konden worden van de deeltjes die door de theorie waren voorspeld. Ze ontvingen daarvoor de Nobelprijs voor de Natuurkunde in 1999. Vijftien jaar eerder hadden de natuurkundigen Carlo Rubbia en Simon van der Meer de Nobelprijs ontvangen omdat zij die deeltjes experimenteel hadden aangetoond. Nadat met de Gargamelle-detector in 1973 neutrale stromen waren ontdekt in neutrinoverstrooiing, ontdekten zij begin jaren tachtig met de UA1- en UA2-detectoren de W- en Z-bosonen in proton-antiproton-botsingen in het daartoe aangepaste Super Proton Synchrotron.