Elohim (Hebreeuws: אֱלֹהִים, ělohīm) betekent letterlijk "goden", maar is in de Hebreeuwse Bijbel vaak een aanduiding van de God JHWH en wordt in die zin ook als eigennaam gebruikt.[1] Maar de term wordt ook gebruikt om "valse" goden aan te duiden.[2] Met 2602 vindplaatsen is het een veel voorkomende aanduiding, maar de filologische duiding van deze soortnaam in meervoudsvorm blijft problematisch.[3]