Episcopalisme is ofwel het streven om aan de bisschoppen het hoogste gezag toe te kennen[1] of een samenvattende uitdrukking voor allerlei opvattingen in de Katholieke Kerk waarin aan de macht van de bisschoppen in het bestuur van de Kerk uitbreiding werd gegeven ten koste van het primaatschap van de paus[2]. Het gallicanisme, febronianisme en jozefinisme wilden de rechtsmacht van de afzonderlijke bisschoppen accentueren tegenover die van de paus.
Het woord 'episcopaals' is afgeleid van het Griekse woord 'episkopos' (Latijn: 'episcopus'), waar het Nederlandse woord 'bisschop' een verbastering van is. 'Episkopos' betekent zoveel als opzichter.
Episcopale kerkorde is soms een synoniem van episcopalisme, een vorm van kerkelijke organisatie die heel wat aspecten vertoont van de organisatie van de Katholieke Kerk, maar daar op enkele essentiële punten van afwijkt. Episcopalisme is in die zin niet een bepaald protestants kerkgenootschap, maar een denkrichting.