Farao

Dit artikel gaat over de Egyptische farao's. Zie Farao (film) voor de film uit 1966.
De Serech verbeeldt het "Groot Huis" of paleis

Farao is de titel die wordt gebruikt om koningen of koninginnen (met goddelijke status) van Opper en Neder-Egypte vanaf ongeveer 1500 voor Chr. aan te geven. De term is afgeleid van de woorden per aa, hetgeen Groot Huis ofwel paleis betekent. De 'per' was oorspronkelijk het domein rondom de tempel en kon tienduizend hectare of meer beslaan.

Na Djoser van de derde dynastie werden de mannelijke bewindslieden meestal afgebeeld met een Nemes haardracht, een valse baard, en een ornaatkilt
Dolk van farao Kamosis (ca. 1450 v.C. hout, koper en goud) - Koninklijke Bibliotheek van België

De Egyptenaren zelf noemden hun koning of koningin meestal n.sut, nesoet, "koning". In de late tijd werd het woord paleis (per 'a) soms overdrachtelijk gebruikt, zoals men ook nu bijvoorbeeld 'het paleis' zegt als men de koning en zijn hofhouding bedoelt. Het werd in het algemeen niet door Egyptenaren zelf gebruikt. De titel van farao begon men in het Nieuwe Rijk, meer bepaald in het midden van de 18e dynastie van Egypte specifiek voor de mannelijke vertegenwoordiger, de koning, te gebruiken.[1] Het gebruik van het woord in de Hebreeuwse Bijbel, en met name in het Boek Exodus, is door veel moderne geschiedkundigen overgenomen. Ook de Koran verwijst veelvuldig naar 'de farao' uit Egypte.

Ongeveer vanaf 7000 v.Chr. trokken bevolkingsgroepen naar Egypte om zich daar te vestigen in landbouwgemeenschappen. Rond 5000/4000 v.Chr. begon men zich te specialiseren in beroepen en zo kwam er ook een dorpshoofd.[bron?] Deze dorpshoofden werden machtiger en bevochten elkaar in een serie kleine oorlogen. Rond 3200/3000 v. Chr begon men met het centraler maken van Opper- en Neder-Egypte, de stammen werden verenigd en zo ontstond er twee, later één gecentraliseerde staat met aan het hoofd een koning aan wie ook goddelijke macht werd toegedicht. Met de eenwording van het land begon de eerste dynastie. Vele verschillende farao’s hebben elkaar opgevolgd en meestal hun sporen nagelaten door graftomben, tempels, bouwwerken te bouwen.

De farao droeg een dubbele kroon: de rode kroon van Neder-Egypte (noorden) en de witte kroon van Opper-Egypte (zuiden). Zo werd de samenvoeging van beide gebieden gesymboliseerd. Een ander element is dat de koning een stierenstaart droeg. Dit om te symboliseren dat de koning dezelfde kracht en status had als de Hemelstier. Dit element was te zien vanaf de eerste verschijning tot aan de keizerlijke nepfarao's. De farao droeg meestal veel verschillende kleren voor ceremonies. Daarnaast werden er in de loop van de tijd nog meer regalia ontwikkeld.

  1. Dodson, Aidan and Hilton, Dyan. The Complete Royal Families of Ancient Egypt. Thames & Hudson. 2004. ISBN 0-500-05128-3

From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Tubidy