In de informatica is garbage collection (Engels voor "afvalinzameling"), afgekort GC, een vorm van automatisch geheugenbeheer. De garbage collector probeert geheugen vrij te geven dat in gebruik is door objecten die niet meer door de applicatie aangeroepen zullen worden. Garbage collection werd rond 1959 uitgevonden door John McCarthy om de problemen van handmatig geheugenbeheer op te lossen in de door hem net ontwikkelde programmeertaal Lisp.
Veel programmeertalen (bijvoorbeeld Java) kennen een vorm van garbage collection, als onderdeel van de specificatie van de taal of voor de praktische implementatie ervan (formele talen als lambdacalculus bijvoorbeeld). Zulke programmeertalen worden aangeduid als garbage-collected talen. Java en C# zijn talen met een garbage collector. In objectgeoriënteerde talen zonder garbage collector (bijvoorbeeld C++) is het de taak van de ontwikkelaar om er voor te zorgen dat elk aangemaakt object ook weer wordt vernietigd.
Het principe van een garbage collector is als volgt:
Het is in zijn algemeenheid onmogelijk om het moment te bepalen waarop een object voor het laatst gebruikt wordt. Daarom gebruikt een garbage collector een conservatieve inschatting om te bepalen of een object in de toekomst niet meer gebruikt kan worden. Bijvoorbeeld: als er geen enkele referentie meer is naar een bepaald object dan kan er ook nooit meer zo'n referentie tot stand komen. Dit is het criterium dat door de meeste garbage collectors gebruikt wordt.