Een gasthuis was in de middeleeuwen een instelling voor de nachtelijke opvang van daklozen. De gasten aan wie een slaapplaats werd geboden varieerden van landlopers tot pelgrims. Later ontstonden vele vormen van gasthuizen, waarvan de belangrijkste de opvang van zieken en bejaarden was. Uit deze gasthuizen zijn de huidige ziekenhuis, verpleeghuis en verzorgingshuis ontstaan, waarvan vele het woord gasthuis nog in hun naam dragen.
In Vlaanderen is het woord gasthuis nog wat meer gangbaar dan in Nederland, en dan vooral in de betekenis van ziekenhuis. De vele gasthuisstraten, pleinen en wijken in Nederland en Vlaanderen verwijzen naar oude gasthuizen en ziekenhuizen. Een veelgebruikt synoniem voor gasthuis is godshuis. Mede doordat de verzorging van hulpbehoevende in gasthuizen veelal een taak was van gelovige zoals nonnen. Het woord godshuis is minder scherp omlijnd omdat het meerdere betekenissen heeft.