Gedrag is het geheel van acties en reacties van een organisme, gewoonlijk met betrekking tot de natuurlijke omgeving en de sociale omgeving. De psychologie maakt verder onderscheid tussen uitwendig, voor derden waarneembaar gedrag, en inwendig, innerlijk gedrag zoals denken en voelen.
Waarneembaar gedrag is wat een individu doet en dat door een ander individu kan gemeten worden, zoals eten, lopen of luidop lezen. De waarnemer observeert en registreert het optreden van specifiek gedrag van degene die geobserveerd wordt, bijvoorbeeld het aantal keren dat een leerling zijn hand opsteekt, en verricht daarmee metingen van het waarneembaar gedrag. Voorbeelden van niet-waarneembaar gedrag zijn denken, zich voorstellen, leren, stil lezen, en analyseren; gedragingen die niet nauwkeurig rechtstreeks kunnen opgetekend of gemeten worden omdat ze innerlijke gebeurtenissen zijn. Om te bepalen of niet-waarneembaar gedrag zich voordoet, moeten waarnemers toetsen of subjectieve testen ontwerpen waarmee het gedrag kan worden gemeten en gekwantificeerd - dat zijn dus pogingen om het niet-waarneembare effectief waarneembaar te maken.[1]
Gedrag kan bewust of onbewust, openlijk of heimelijk, vrijwillig of onvrijwillig zijn. Gedrag wordt mede bepaald door het endocriene systeem en het zenuwstelsel. De complexiteit van het gedrag van een soort organisme hangt samen met de evolutionair bepaalde complexiteit van zijn zenuwstelsel. Organismen met complexe zenuwstelsels hebben een groter vermogen tot leren en daardoor tot gedragsaanpassing.
Het gedrag van mensen, andere organismen, en (bij uitbreiding) van mechanismen, valt binnen een waaier van normaal en abnormaal, aanvaardbaar en onaanvaardbaar gedrag. Gedrag wordt geëvalueerd met betrekking tot sociale normen en wordt door sociale controle ingeperkt.