Een gelijkrichter is een elektronische schakeling die een wisselspanning omzet in een gelijkspanning en voor het geval er een stroom loopt dus van wisselstroom naar gelijkstroom omzet. Gelijkrichting van wisselspanning kan enkelzijdig of dubbelzijdig zijn. Een gelijkrichter kan uit een enkele diode bestaan of uit twee of meer dioden en eventueel andere elektronische componenten. Zo bestaat een eenfasige bruggelijkrichter uit vier dioden, geschakeld als op de afbeelding, zodat van een aangesloten wisselspanning zowel de positieve als de negatieve spanning gelijkgericht wordt. Daarnaast kent men bij driefasespanning ook meerfasige gelijkrichting. Een driefasediodebrug bestaat uit zes dioden.
De uitgangsspanning van een gelijkrichter is een pulserende gelijkspanning, die niet te vergelijken is met de spanning van een batterij. Voor de meeste toepassingen is dat niet acceptabel en daarom wordt de gelijkgerichte spanning vervolgens meestal met een condensator of een uitgebreidere schakeling, meer gelijkmatig gemaakt. Dit wordt afvlakken genoemd, de schakeling heet afvlakfilter. Afhankelijk van de mate van afvlakking blijft in de gelijkspanning een kleine of grotere wisselspanningscomponent, 'rimpel' genaamd, over. De frequentie van de rimpel is bij enkelzijdige gelijkrichting gelijk aan de frequentie van de ingangsspanning en bij driefasige gelijkrichting het drievoud daarvan. Bij meerfasige gelijkrichting is de frequentie van de rimpel een veelvoud, gelijk aan het aantal fasen, van de ingangsfrequentie.
De kern van een gelijkrichter wordt gevormd door een of meer dioden. Tegenwoordig zijn dat voor vermogensdoeleinden voornamelijk siliciumdioden. Voor speciale toepassingen zijn er onder meer germaniumdioden en gallium-arsenicumdioden. In het verleden, voor het siliciumtijdperk, gebruikte men voor lage vermogens cuproxdioden, seleniumdioden en vacuümdioden en voor grote vermogens kwikdampgelijkrichters of mechanische gelijkrichters.