General Motors EV1 | ||||
---|---|---|---|---|
Merk | General Motors Verenigde Staten | |||
Productiejaren | 1996 tot 1999 | |||
Koetswerkstijl | ||||
Zitplaatsen | 2 | |||
Fabriek | GM Lansing Craft Centre, Lansing (Michigan) | |||
Motor |
3-fase inductiemotor
| |||
Vermogen in pk | 137 | |||
Vermogen in kW | 102 | |||
Koppel | 149 Nm | |||
Versnellingsbak | Enkelvoudige overbrenging | |||
Oplaadmogelijkheden | 6.6 kW inductieve lader | |||
Topsnelheid | 129 km/u | |||
Sprint van stilstand tot 100 km/u |
8 s | |||
|
De General Motors EV1 was een elektrische auto die werd geproduceerd en verleased door General Motors van 1996 tot 1999. Het was het eerste in massa geproduceerde elektrische voertuig van de moderne tijd van een grote autofabrikant en de eerste auto van GM die vanaf het begin werd ontworpen om een elektrisch voertuig te zijn.[1]
De beslissing om een elektrische auto in massaproductie te nemen kwam er nadat GM een positieve reactie had gekregen op zijn Impact elektrische concept-auto uit 1990, waarop het ontwerp van de EV1 zwaar leunde. Gedeeltelijk geïnspireerd door het waargenomen potentieel voor succes van de Impact,[2] heeft de California Air Resources Board (CARB) een mandaat goed gekeurd, dat de productie en verkoop van emissievrije voertuigen (ZEV) een vereiste maakte voor de zeven grote autofabrikanten die auto's in de Verenigde Staten verkopen om hun voertuigen in Californië op de markt te blijven brengen.[1]
De EV1 werd beschikbaar gesteld via beperkte leaseovereenkomsten, aanvankelijk voor inwoners van de steden Los Angeles (Californië) en Phoenix en Tucson (Arizona). EV1-huurders namen officieel deel aan een "real-world engineering-evaluatie" en marktonderzoek naar de haalbaarheid van het produceren en op de markt brengen van een elektrisch voertuig voor woon-werkverkeer in geselecteerde Amerikaanse markten, uitgevoerd door GM's Advanced Technology Vehicles-groep. GM rekende op een belangstelling van 80 vrijwilligers, maar al snel ontving het bedrijf meer dan 24.000 aanmeldingen van geïnteresseerden.[2] De auto's waren niet beschikbaar voor aankoop en konden alleen worden onderhouden bij aangewezen Saturn-dealers. Binnen een jaar na de release van de EV1 werden ook leaseprogramma's gelanceerd in San Francisco en Sacramento (Californië), samen met een beperkt programma in de staat Georgia.
Hoewel de reacties van klanten op de EV1 zeer positief waren, geloofde GM dat elektrische auto's een onrendabele niche van de automarkt zouden bezetten, waardoor ze minder winst konden maken. Hierom zijn uiteindelijk bijna alle verleasede EV1s vernietigd, iets wat resulteerde in protestacties van boze klanten die het vernietigen verspillend, onnodig en vervuilend vonden. Bovendien heeft een alliantie van de grote autofabrikanten tegen de CARB-regelgeving voor de rechtbank geprocedeerd, wat resulteerde in een versoepeling van de ZEV-bepaling,[1] waardoor de bedrijven voertuigen met een superlage uitstoot, voertuigen op aardgas en hybride auto's konden produceren in plaats van pure elektrische auto's. Het EV1-programma werd vervolgens in 2002 stopgezet en alle auto's op de weg werden teruggenomen door het bedrijf, iets wat specifiek was toegestaan onder de voorwaarden van de lease. Huurders kregen niet de mogelijkheid om hun auto's van GM te kopen of over te nemen. Het merendeel van de teruggenomen EV1's werd vernietigd, en ongeveer 40 werden aan musea en onderwijsinstellingen geleverd met onklaar gemaakte elektrische aandrijflijnen, met de afspraak dat de auto's niet opnieuw zouden worden geactiveerd en op de weg zouden worden gereden. De enige intacte EV1 werd geschonken aan het Smithsonian Institution. General Motors zou ook modellen hebben gegeven aan onderzoeksinstellingen, waarbij EV1's in het wild werden gevonden in de buurt van universiteiten, vaak in staat van verval.
De stopzetting van de EV1 blijft controversieel, waarbij liefhebbers van elektrische auto's, milieubelangengroepen en voormalige EV1-huurders GM ervan beschuldigen zijn programma voor elektrische auto's te saboteren om mogelijke verliezen in de verkoop van reserveonderdelen (verkoop gedwongen door overheidsvoorschriften) te voorkomen.[3] Daarbij wordt ook de Amerikaanse olie-industrie de schuld gegeven voor het samenzweren om elektrische auto's van de weg te houden. Tijdens de stopzetting verborg filmregisseur Francis Ford Coppola zijn EV1 voor General Motors en kon hij uiteindelijk zijn EV1 houden. Als gevolg van het feit dat GM de auto's terugnam en vervolgens vernietigde of onklaar maakte, is een intacte en werkende EV1 een van de zeldzaamste auto's uit de jaren negentig.