In Europa begon de geschiedenis van het onderwijs in de Griekse oudheid en langzamerhand breidde het onderwijs zich, door Griekse invloed, verder naar West-Europa uit. Na de val van het Westelijk deel van het Romeinen concentreerde het onderricht zich op de kloosters. Later kwamen er de kathedraalschool, vanwaaruit de Middeleeuwse universiteit ontstond. De universiteiten konden vaak geheel of gedeeltelijk onafhankelijk van de koning of de plaatselijke heerser werken, dankzij de goedkeuring van de paus. De principes van het rooms-katholieke geloof waren het uitgangspunt van het theologische denken. Na de Middeleeuwen groeide het aantal universiteiten in Europa verder, waardoor er mede dankzij de uitvinding van de Boekdrukkunst, een wetenschappelijke revolutie kon ontstaan.