Gewone spurrie | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Spergula arvensis L. (1753) | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||
Gewone spurrie op Wikispecies | |||||||||||||||||||
|
De gewone spurrie (Spergula arvensis) is een eenjarige plant uit de anjerfamilie (Caryophyllaceae), die van nature voorkomt in Europa. Het is een bleekgroene plant van 5-70 cm hoog die op droge zandgrond groeit. De plant is enigszins kleverig door de klierharen en heeft vertakte stengels waaraan de blaadjes schijnbaar in kransen zijn geplaatst.
De gewone spurrie komt in het wild voor, maar werd vroeger ook veel verbouwd op arme zandgrond voor veevoer. Rond 1900 werd er in Nederland 3600 ha als stoppelgewas verbouwd, vaak na rogge. Voor groenbemesting is er ook reuzenspurrie (Spergula maxima of Spergula arvensis subsp. arvensis var. maxima), die grovere stengels heeft. Spurrie kan gezaaid worden van eind juli tot eind augustus, maar reuzenspurrie tot half augustus.
Spurrie wordt ook gebruikt bij het zaaien van gras. Wanneer er op een winderige plaats gezaaid moet worden, of wanneer de grond gaat stuiven kan het graszaad vermengd worden met spurriezaad, 100 g per are. Omdat spurrie heel snel kiemt, houdt het verstuiven tegen en geeft langzaam groeiende grassen beschutting. Na enige keren maaien is de spurrie verdwenen.