Gideon (Hebreeuws: גִּדְעוֹן, gid’ōn, "(hout)hakker" / "bomenveller" of in uitgebreide betekenis "vernietiger", in de Griekse Septuagint: γεδεων, gedeōn) was volgens de Hebreeuwse Bijbel de vijfde rechter (Rechters 6-8). Gideon was de zoon van Joas uit de stam Manasse en werd door God benoemd om de Israëlieten te bevrijden uit de hand van de Midjanieten en Amalekieten.
Eerst verwoestte Gideon op bevel van God het altaar van Baäl en velde de Asjerapaal. Hierna werd hij Jerubbaäl (יְרֻבַּעַל, een samenvoeging van rbb, "talrijk zijn" en de naam Baäl, dus betekent zoiets als "Baäl is groot") genoemd (Rechters 6:25-32). Toepassing van de historisch-kritische methode toont aan dat de namen Gideon en Jerubbaäl oorspronkelijk twee verschillende personen aanduidden (zie o.a. Rechters 9 en vergelijk 2 Samuel 11:21) die later in één verhaal werden samengevoegd.[1]