Land van Dalhem | |||||
---|---|---|---|---|---|
heerlijkheid graafschap | |||||
| |||||
Kaart | |||||
Het graafschap Dalhem omstreeks 1350 | |||||
Algemene gegevens | |||||
Hoofdstad | Dalhem | ||||
Talen | Limburgs, Waals | ||||
Religie(s) | Rooms-katholiek |
Het graafschap Dalhem, soms ook Daelhem of Daalhem, was een klein zelfstandig gebied tussen Luik en Maastricht. Aanvankelijk heette het graafschap Voeren met als hoofdplaats 's-Gravenvoeren, maar na het bouwen van een burcht te Dalhem op een steile rots tussen de riviertjes de Berwijn en de Bolland in 1080 werd Dalhem de naam van het graafschap. Tot 1085 behoorde de burcht toe aan paltsgraaf Herman II van Lotharingen die was gehuwd met Adelheid van Weimar - Orlamund + 05-01-1110 Klooster Rolduc Kerkrade. Adelheid huwde met Hermann van Laach en deze verkreeg de titels en de burcht, zij huwde daarna met Albrecht van Ballenstedt en hun zoon Siegfried verkreeg deze titels en burcht daarna. Hun zoon Willem (Gaullaume) erfde deze wederom, Willem wordt vermeld als Graaf van Dahlhem in 1108 en 1125 bij Ernst (Histoire du Limburg).
In 1239 versloeg de hertog van Brabant, Hendrik II van Brabant, de graaf van Dalhem, Dirk van Hochstaden, en in 1244 liet deze Dalhem voorgoed over aan de hertog, die dus voortaan ook graaf van Daelhem was. Een slotvoogd of drossaard voerde er in naam van de hertog het bewind. Onder Brabantse controle werd Dalhem samen het Land van Valkenburg en Land van 's-Hertogenrade onderdeel van de Landen van Overmaas die in personele unie verenigd waren met het hertogdom Brabant. Samen met het hertogdom Limburg vormden de Landen van Overmaas een gezamenlijke delegatie in de Staten-Generaal van de Nederlanden als Staten van Limburg en de Landen van Overmaas.
De volgende gemeenten of schepenbanken, zowel Dietse als Waalse, behoorden op een of ander ogenblik, op de een of de andere manier tot het graafschap: