Grauwe wilg | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Salix cinerea L. (1753) | |||||||||||||||||||
Vrouwelijk katje | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||
Grauwe wilg op Wikispecies | |||||||||||||||||||
|
De grauwe wilg (Salix cinerea) is een struik of boom die tot de wilgenfamilie (Salicaceae) behoort. De grauwe wilg komt van nature voor in Eurazië.
De grauwe wilg wordt tot 6 m hoog. De jonge takken zijn grijsviltig behaard, evenals de knopschubben. De 2,5–6 cm lange bladeren zijn langwerpig of omgekeerd eirond. Het blad heeft een vlakke top, aan weerszijden met acht of meer nerven en een blauwgroene tot grijze onderkant. De nerven op de onderkant zijn grijsbehaard. De kleine steunblaadjes zijn half hart- tot niervormig, maar vallen soms af.
De grauwe wilg is tweehuizig en bloeit in maart met 3,5–5 cm lange katjes, die vaak een rode kleur hebben. Ze verschijnen voor het blad. Het zaad is behaard.
De grauwe wilg komt voor op matig voedselrijke moerassige plaatsen, zoals slootranden, moerasbos, schraalland en duinvalleien.