Een handtekening (ook: ondertekening, autogram, signatuur of informeel poot, krabbel) is een met de hand geschreven krabbel op een brief of document, waarmee de plaatser aangeeft dat de inhoud juist is of dat hij daarmee akkoord gaat.[1]
Een verkorte handtekening heet paraaf. In sommige gevallen wordt daarmee volstaan.
Een handtekening heeft twee functies. Ten eerste wordt iemands identiteit ermee vastgesteld, hoewel er geen wetgeving bestaat die regelt wat iemands authentieke handtekening is.[1] Ten tweede dient het ter vaststelling van de wil van de desbetreffende persoon met betrekking tot de bovenstaande tekst. Met het zetten van de handtekening zegt men als het ware: "Hier ben ik, en hier ben ik het mee eens".
Een handtekening is vooral van belang wanneer de tekst door een ander (een secretaris) of met een schrijfmachine of tekstverwerker is geschreven. Immers, als de hele tekst met de hand is geschreven door degene die het document ondertekent, dan is zijn handschrift eigenlijk al voldoende.
Bij sommige brieven is het dan ook gewenst dat niet alleen de handtekening maar ook de slotregel (met de afscheidsgroet) met de hand geschreven zijn. Dit gebruik is al heel oud. De apostel Paulus dicteerde zijn brieven meestal aan een ander (wellicht omdat hij zelf geen ervaren schrijver was), maar schreef wel zelf de slottekst. Zie onder andere Romeinen 16:21 en vooral 2 Thessalonicenzen 3:17, waarin de apostel de aandacht vestigt op zijn eigen handschrift. Daarbij moet overigens worden opgemerkt dat de originele manuscripten niet bewaard zijn gebleven en dat wij alleen beschikken over afschriften in een ander handschrift.