Het Hondshalstermaar, vroeger ook wel de Hondshals, is het restant van een voormalig riviertje in het Oldambt, dat een voortzetting vormde van de Sijpe of Siepsloot (het huidige Siepkanaal), Lutjemaar en Grootmaar (ook Zwaagmaar, Swaagmaar of Swetmaar, nu Ringmaar). Het waterttje was voorzien van stevige kaden en slingerde door een laag gelegen gebied ten noorden van het Hondshalstermeer. Het mondde in de 16e eeuw uit het Nonnegaatstermaar, dat bij Oostwolderhamrik in zee moet hebben gestroomd.[1] Dit is mogelijk de Waghenborgerzijl, genoemd in 1580. Het Hondshalstermaar en de dijken langs het kanaal waren eigendom van het Termunterzijlvest.
Door de aanleg van het Termunterzijldiep in 1601 werd de afstroom van het Hondshalstermaar onderbroken. Het water werd aanvankelijk via een scheepvaartsluisje of verlaat, dat het Hondshalsterverlaat werd genoemd, in het Zijldiep geleid,.[2] Later gebeurde dat een eenvoudige sluis of klief, die zijn naam aan het streekje De Klief gaf. Na 1885 werd een nieuw Verbindingskanaal bij Kopaf gegraven, waarna de oude loop in verval raakte.[3] Een groot van het nieuwe tracé maakte sinds 1980 deel uit van het Hondshalstermeer.
De naam Hondshals verwijst kennelijk naar het smalle kronkelende verloop van het kanaal dat de afstroom van het water verhinderde.[4] Vergelijkbaar daarmee zijn de hydroniemen Schapehals en Katerhals, elders in de provincie Groningen. Om in deze situatie verbetering te brengen, werd al in de 17e eeuw bij Kopaf een eerste afsnijdingskanaaltje (genaamd Lutkemaar) gegraven,.dat later weer in verval raakte.[5]
Mogelijk heeft het Hondshalstermaar in de middeleeuwen verder naar het noorden uitgewaterd. Het maar lijkt hier aan te sluiten bij de oude grenssloot tussen Fivelingo en het Klei-Oldambt, die eveneens werd onderhouden door het Termunterzijlvest.[6] Bij het Termunterzijldiep ter hoogte van Lalleweer lag tevens de Oude Hondshals, genoemd in 1731.[7]