De Horatii en Curiatii waren twee drielingen, van respectievelijk Romeinse en Albane komaf, uit de Romeinse mythologie. De legende is ons voornamelijk overgeleverd door Titus Livius in zijn boek Ab Urbe Condita.
Tijdens een oorlog tussen Rome en Alba Longa, gedurende de regeerperiode van Tullus Hostilius (ca. 673 - 641 v.Chr.), werd besloten om de oorlog te beslissen door een duel tussen de drielingen.
In het begin van het gevecht wisten de drie Curiatii twee van de drie Horatii te doden, maar zij raakten daarbij zelf gewond. De laatste Horatius, Publius genaamd, vluchtte weg en werd door de Curiatii achtervolgd. Omdat de Curiatii gewond waren konden ze Publius Horatius niet bijhouden, volgens Livius (AUC, boek I.25) "nam hij de vlucht, menend dat elk van hen hem zou volgen zoals hun verwondingen toelieten". Hierdoor kon Horatius, aangemoedigd door de Romeinse toeschouwers, die weer hoop hadden gekregen op de overwinning, de Curiatii een voor een aanvallen. De gewonde Curiatii konden zich niet meer voldoende verweren en werden door Publius Horatius eenvoudig gedood.
Zegevierend keerde Horatius terug naar Rome met zijn buit, de wapenrusting van de Curiatii. Bij de poorten van Rome werd hij opgewacht door zijn zus, Horatia, die verloofd was met een van de Curiatii. Toen zijn zus de wapenrusting herkende en besefte dat haar verloofde dood was, schreeuwde ze het uit van verdriet en riep luidkeels de naam van haar verloofde. Horatius, geërgerd omdat de vreugde van zijn overwinning werd verpest, trok zijn zwaard en stak zijn zus dood terwijl hij de woorden "moge het zo elke Romeinse vrouw vergaan die een vijand betreurt" (Sic eat, quaecumque Romana lugebit hostem, Livius, AUC boek I.26) sprak.
Hierom werd hij vervolgens aangeklaagd en veroordeeld voor hoogverraad, maar nadat hij een beroep had gedaan op de volksvergadering, werd hij door deze vrijgesproken. Wel moest hij onder het juk door gaan, om zijn onderwerping aan de Romeinse wet te tonen.
De legende zou een reden kunnen zijn voor het ontstaan van de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de volksvergadering.