Hugo Krabbe | ||
---|---|---|
Leids hoogleraarsportret van Krabbe door C.A. Feldmann
| ||
Persoonlijke gegevens | ||
Geboortedatum | 3 februari 1857 | |
Geboorteplaats | Leiden | |
Overlijdensdatum | 4 februari 1936 | |
Overlijdensplaats | Leiden | |
Nationaliteit | Nederlands | |
Academische achtergrond | ||
Proefschrift | De burgerlijke staatsdienst in Nederland (1883) | |
Promotor | J.Th. Buys | |
Wetenschappelijk werk | ||
Vakgebied | Rechtsgeleerdheid | |
Universiteit | Rijksuniversiteit Groningen (1894–1908) Universiteit Leiden (1908–1927) | |
Soort hoogleraar | Gewoon hoogleraar | |
Promovendi | G.W.J. Bruins · R. Kranenburg · G.A. van Poelje · J.H.A. Logemann | |
Bekende werken | Die Lehre der Rechtssouveränität (1906) De moderne Staatsidee (1915) Kritische Darstellung der Staatslehre (1930) | |
Functies | ||
1923–1924 | Rector magnificus van de Universiteit Leiden | |
Website | ||
Dbnl-profiel |
Hugo Krabbe (Leiden, 3 februari 1857 - Leiden, 4 februari 1936) was een Nederlands jurist. Van 1894 tot 1908 was hij hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en van 1908 tot zijn emeritaat in 1927 aan de Universiteit Leiden.
Krabbe was de zoon van Christiaan Krabbe, Nederlands Hervormd predikant, en Maria Adriana Machteld Scholten. Uit zijn huwelijk met Adriana Petronella Anna Regina Tavenraat werden een zoon en een dochter geboren.
Krabbe bezocht het gymnasium in Leiden en studeerde daarna rechts- en staatswetenschap aan de Leidse Universiteit. Op 2 juli 1883 haalde hij zijn doctoraat Rechtswetenschap op het proefschrift De burgerlijke staatsdienst in Nederland. Hij werkte op de griffie in de provincies Gelderland en Noord-Holland. In 1888 werd Krabbe hoofdcommies bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar hij werkte aan een ontwerp-kieswet van minister Tak van Poortvliet. In 1894 volgde zijn benoeming tot hoogleraar in Groningen. Speciale aandacht had hij voor de rechtstoestand van overheidspersoneel. Tegenover de leer van staatssoevereiniteit plaatste hij de soevereiniteit van het recht. Het rechtsbewustzijn was in zijn ogen het enige dat telde. Op 4 maart 1908 kwam hij als hoogleraar terug naar Leiden, waar hij in mei 1927 afscheid nam van zijn studenten.
De leer van Krabbe is uitgewerkt door zijn leerling Roelof Kranenburg (1880-1956). Een andere promovendus van Krabbe was Gijsbert Weijer Jan Bruins.