Het Huis Corsselaar is ontstaan uit een bastaardzoon van Jan II, hertog van Brabant en Limburg (1275-1312) en diens maîtresse Catharina Corsselaar.
De heerlijkheid IJse behoorde aan de heren van IJse uit het geslacht Isque (IJse). Zij waren vazallen van de hertog van Brabant. Het geslacht Isque stierf uit in de mannelijke lijn en de laatste erfgename, Maria d'Oisy, verkocht de heerlijkheid in 1335 aan Jan I van Wittem.
De heerlijkheid Wittem, dat de hertogen van Brabant in de eerste helft van de veertiende eeuw verwierven, kwam in 1344 in het bezit (door koop) van Johan I Corsselaar, door zijn huwelijk met Amalberga van Duivenvoorde-Wassenaer kwam ook de heerlijkheid Boutersem in zijn bezit. In 1395 deelde deze dynastie zich in een tak te Wittem en een in Boutersem.
Johans achterkleinzoon, Hendrik II van Wittem bewoonde het Kasteel Boutersem. Diens zoon Hendrik III van Wittem (1440-1515) bouwde het kasteel van IJse nadat het dorp Overijse in 1489 was platgebrand.
Het kasteel Wittem dat rond 1100 gebouwd is werd in de Tachtigjarige Oorlog veroverd door Willem van Oranje. Het is thans in gebruik als kasteelhotel met restaurant. Ten noordwesten van Wittem ligt het kasteel Cartils. Dit kasteel werd in de vroege middeleeuwen vermeld als de kleinste rijksheerlijkheid in deze streek. Gedeelten van dat kasteel zijn vijftiende- en zestiende-eeuws. Het kasteel Cartils bleef tot 1776 in het bezit van de ridders Hoen de Cartils, uit het Huis Hoensbroek, die door huwelijk verbonden waren met de Corsselaars. Zo trouwde Catharina Hoen op 20 januari 1363 met Johan II Corsselaar.