De IJ, of IJ, is een digraaf of ligatuur van de letters i en j. In het Nederlands wordt de ij soms als één letter beschouwd en dan samen met de y de 25e letter van het Nederlandse alfabet gezien. Vaak wordt de ij in één karakter geschreven, als een ligatuur, hoewel in de meeste lettertypes de i en de j niet met elkaar verbonden zijn, maar soms wel dichter bij elkaar gezet.
De ij vertegenwoordigt meestal de tweeklank [ɛɪ]?. In het woord bijzonder en in sommige plaatsnamen komt de oude klankwaarde [i]? nog voor, zoals in Wijchen, Wijhe en Wijlre. In het achtervoegsel -lijk staat zij voor de sjwa ([ə]?).
De IJ verschilt van de letter Y. In het Algemeen Nederlands en in de meeste Nederlandse dialecten zijn er twee mogelijke spellingvormen voor de tweeklank [eɪ]? of [ɛɪ]?: ij en ei. De eerste vorm wordt de lange ij of in België soms ook gestipte ij genoemd en kent twee (regionale) klanken. De tweede vorm heet korte ei (of bij het spellen van een woord: E – I)[1] en heeft een enkele klank. Het adjectief lang duidt op de lengte van de staart van het tweede teken j, dat (vooral bij de kleine letter) tot onder de basislijn reikt. De adjectieven lang en kort duiden niet op (de lengte van) de uitspraak, aangezien beide spellingvormen in het Algemeen Nederlands op dezelfde manier worden uitgesproken.
In het hedendaags Nederlands komt de Y alleen in leenwoorden voor. Tot en met het midden van de 19e eeuw werd de Y echter ook vaak gebruikt in (van oorsprong) Nederlandse woorden.[2] Het huidige Nederlands heeft het exclusief en consequent gebruik van de lange ij te danken aan de Spelling-Siegenbeek.
De Y wordt Griekse ij, i-grec (zoals in het Frans, maar met de klemtoon op grec) of ypsilon (uitspraak: ipsilon) genoemd. Bij het het opnoemen van het alfabet wordt ze vaak gewoon als ij uitgesproken.
Eduard Douwes Dekker ook wel bekend onder zijn schrijversnaam Multatuli, gebruikte in zijn handschriften de ij, maar in zijn uitgaven wilde hij dat de zetter daar een y-teken plaatste. De ij was volgens hem geen letter.