Er zijn in taal twee manieren om een uitspraak van iemand anders weer te geven. De eerste manier is de zogenaamde directe rede (Latijn: oratio recta), die met aanhalingstekens werkt. De tweede manier is de indirecte rede, in het Latijn ook wel oratio obliqua genoemd: in het Nederlands werkt deze met het voegwoord dat. Voorbeeld:
Hier staat het schuingedrukte deel in indirecte rede. Er wordt weergegeven wat iemand anders zegt, maar niet woordelijk: daarom wordt het 'índirect' genoemd. Het cursieve deel zou in dit geval een weergave zijn van de uitspraak "Jan is bang". Of het woord dat formeel bij de hoofdzin hoort of zelf deel uitmaakt van de indirecte rede is discutabel: er valt alleen te stellen dat het etymologisch c.q. diachronisch gezien zeker binnen de indirecte rede heeft moeten vallen.