Jaspis | ||||
---|---|---|---|---|
Gepolijste steen
| ||||
Mineraal | ||||
Chemische formule | SiO2 | |||
Kleur | verschillend - meestal verschillende tinten rood, violetrood, geel, groen, wit, bruin. | |||
Streepkleur | afhankelijk van de bijmengingen | |||
Hardheid | 6-7 | |||
Glans | mat | |||
Breuk | ruw | |||
Splijting | geen | |||
Kristaloptiek | ||||
Kristalvlakken | trigonaal | |||
Brekingsindices | als bij chalcedoon | |||
Dubbele breking | geen | |||
Dispersie | geen | |||
Luminescentie | geen | |||
Pleochroïsme | geen | |||
Overige eigenschappen | ||||
Veredeling | kleuren, verhitten | |||
Bijzondere kenmerken | geen | |||
Lijst van mineralen | ||||
|
Jaspis is een opake en fijnkristallijne variëteit van kwarts. De chemische samenstelling is identiek aan die van agaat, vuursteen en hoornkiezel. De kleuren zijn variabel, van geel via rood en roodbruin tot groen. Jaspisstenen worden geslepen en gepolijst om in sieraden gezet te worden.
De naam jaspis is via het Latijn en het Grieks (íaspis) ontleend aan een semitische taal en betekent "gevlekte of gespikkelde steen".