Karel II | ||
---|---|---|
1567-1620 | ||
Prins van Gavere | ||
Periode | 1617 - 1620 | |
Voorganger | Lamoraal II | |
Opvolger | Lodewijk | |
Graaf van Egmont | ||
Periode | 1617-1620 | |
Voorganger | Lamoraal II | |
Opvolger | Lodewijk | |
Vader | Lamoraal van Egmont | |
Moeder | Sabina van Beieren | |
Dynastie | Egmont |
Karel II van Egmont (Lahamaide, 1567 - Den Haag, 18 januari 1620) was de zevende graaf van Egmont en de vierde prins van Gavere en heer van Zottegem.
Hij was de derde zoon van Lamoraal van Egmont en Sabina van Beieren. Karel heeft zijn vader nooit gekend. Zijn vader zat opgesloten toen hij geboren werd en alle brieven werden ongeopend terug gestuurd. Karel II van Egmont ligt begraven in Armentiers. Het hart van Karel wordt tentoongesteld in de 'Egmontkamer' van het stadhuis van Zottegem; het loden hartvormige kistje bevindt zich in de Egmontcrypte van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk.
Karel trad in dienst van het leger van koning Filips en werd Gouverneur van Namen. Na het overlijden van zijn kinderloze broers Filips (1590) en Lamoraal (1617) volgde hij deze op als graaf van Egmont en prins van Gavere. In 1593 kreeg hij een deel van zijn vaders aangeslagen bezittingen terug. Van zijn zus Sabina erfde hij de rechten op de Hollandse bezittingen van het Huis Egmont. Karel verkocht deze rechten in 1619 aan de Staten van Holland en West-Friesland.
Karel trouwde in 1590 met de barones van Aubignies Maria van Lens, zij kregen een zoon Lodewijk (1600 - 27 juli 1654) en een dochter Alberta. Karel werd in 1599 benoemd tor ridder van het Gulden Vlies door Filips III van Spanje en werd afgezant in Duitsland en Denemarken. Hij woonde in Namen en Brussel en werd in 1614 gouverneur van Namen. Karel werd na zijn dood in Den Haag in 1620 opgevolgd door zijn zoon Lodewijk, de achtste graaf van Egmont[1].