Een kettinglijn is een lijn die de vorm heeft van een ketting, touw of kabel die aan twee evenhoge punten is opgehangen. In deze hangende ketting zullen alleen trekkrachten optreden, in de omgekeerde vorm komen alleen drukkrachten voor. Daaruit voortvloeiend het begrip: de kettingboog of kettinglijnboog.[1] Dit is een boog in de omgekeerde vorm van de kettinglijn, waarin geen trek- maar alleen drukkrachten optreden in de hartlijn van de constructie. Beton is nauwelijks tegen trek- en buigingskrachten bestand, maar kan wel goed druk opnemen; daarom is er bij deze boogvorm nauwelijks of geen wapening nodig. Hetzelfde geldt voor metselwerk. Beton en baksteen zijn geschikt om bogen of gewelven in deze vorm te construeren.
Galileo Galileï dacht dat de kettinglijn een parabool was. Pas in zeventiende eeuw werd door wiskundigen waaronder Christiaan Huygens de werkelijke formule van de kettinglijn afgeleid: een zogenoemde cosinus hyperbolicus (zie Kettinglijn (wiskunde)).[2]