De kiesdrempel is het minimale aantal stemmen dat een politieke partij moet behalen bij een verkiezing om zetels te kunnen verkrijgen in een vertegenwoordigend orgaan, zoals het parlement. Dit betekent dat kandidatenlijsten die minder dan een bepaald percentage van de stemmen halen, geen recht hebben op vertegenwoordiging. Doordat een kiesdistrict een bepaald aantal zetels toewijst, fungeert deze zelf ook als een natuurlijke kiesdrempel.
Dit mechanisme wordt vaak gebruikt om versplintering van het politieke landschap tegen te gaan. Een kiesdrempel helpt om een balans te vinden tussen het vertegenwoordigen van minderheden en het waarborgen van bestuurbaarheid. Door een te lage kiesdrempel kunnen veel kleine partijen zetels winnen, wat kan leiden tot instabiliteit, langdurige coalitievorming en zelfs democratische erosie.
Het vinden van de juiste hoogte voor de kiesdrempel is een uitdaging die afhangt van de politieke cultuur en de doelstellingen van het kiesstelsel. Een te hoge kiesdrempel kan bijdragen aan een democratisch tekort. De Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa beveelt voor parlementsverkiezingen een kiesdrempel aan van maximaal drie procent.[1]