Het kwekersrecht is een vorm van intellectuele eigendom over nieuwe en waardevolle plantenrassen. Het geeft aan de houder ervan het alleenrecht op de verhandeling van zaad en vermeerderingsmateriaal van het betrokken ras. Ook kan hij aan anderen onder bepaalde voorwaarden een licentie verlenen. Hij moet er zelf voor zorgen dat anderen geen misbruik maken van zijn kwekersrecht.
Evenals in het verwante patentrecht kan de Minister van Justitie zo nodig een zogeheten dwanglicentie afdwingen, zodat een landbouwkundig belangrijk ras beschikbaar komt / blijft voor de landbouw.
Rassen met kwekersrecht mogen wel door anderen vrij gebruikt worden voor het maken van kruisingen, zonder toestemming van de oorspronkelijke rechthouder. Dit wordt de kwekersvrijstelling genoemd.
Boeren hebben het recht zaad, dat zij geoogst hebben van een door kwekersrecht beschermd ras, opnieuw voor eigen gebruik te zaaien zonder licentie te betalen (Farmer's privilege). Men mag dit zaad echter niet verhandelen. Het "kleinschalig gebruik" is niet verder aan regels gebonden.
Het kwekersrecht heeft betrekking op één bepaald ras. Octrooien geven het alleenrecht op eigenschappen, en zijn dus veel ingrijpender. Deze zijn in de gentechnologie gebruikelijker, hoewel er ondertussen ook klassiek veredelde eigenschappen geoctrooieerd zijn.[1]
Het kwekersrecht is in Nederland in 2005 vastgelegd in de Zaaizaad- en Plantgoedwet, die de implementatie regelt van internationale afspraken.